Herbouw slagerij

Voor het gezin is het de hoogste prioriteit om het leven weer op orde te krijgen. Het streven is om de verloren gegane slagerij en het bijbehorende woonhuis spoedig te herbouwen, maar dat gaat niet bepaald niet van een leien dakje.

 

Midden 1946 worden de eerste stappen voor wederopbouw van Renkum gezet. Dat geeft ook Van der Vooren hoop, maar het duurt nog tot midden 1947 tot er overleg is met architect De Jong en met het Bureau Wederopbouw dat toestemming verleend voor de nieuwbouw. De architect kan gaan tekenen. Al snel komt het eerste probleem om de hoek. Op zaterdag 31 mei 1947 is de volgende dagboeknotitie opgenomen:

 

Deze week naar Bureau Wederopbouw geweest. De bouwplannen kunnen we wel uit ons hoofd zetten: we moeten ongeveer 20.000 gulden direct zelf betalen plus 30.000 gulden lenen, gedeeltelijk rentedragend en deels rentevrij. De rest moet komen uit de opbrengst van het verwoeste pand. Schatting van de bouwkosten is 60.000 gulden. Te gek om over te praten.

 

In februari 1948 blijkt het toch haalbaar om verdere stappen te zetten. Er is minder geld nodig (waarom wordt niet vermeld) en het bouwplan wordt ingediend. Een maand later komt een nieuwe tegenslag. Het bouwplan kan niet doorgaan omdat er een nieuwe verbindingsstraat komt tussen de Dorpsstraat en de Achterdorpsstraat: de De Beyerstraat. Deze nieuwe straat onderbreekt de vroeger aaneengesloten bebouwing van de Dorpsstraat. Ook wordt huisnummering aangepast. Dorpsstraat 75 wordt Dorpsstraat 77.

De architect gaat opnieuw tekenen en een nieuwe schets komt bij de schoonheidscommissie in behandeling, maar ook dat plan wordt afgekeurd omdat de hoekoplossing Dorpsstraat – De Beyerstaart niet deugt. Het volgende ontwerp wordt dan goedgekeurd en in zijn dagboek schetst Ko van der Vooren hoe het pand eruit komt te zien.

 

De bouw gaat in de aanbesteding. De bedragen lopen van 50.948 gulden (aannemer Van Brakel) tot 71.000 gulden. Na een bezuiniging wordt de bouwsom vastgesteld op 44.000 gulden.

Het geld wordt bij elkaar gebracht door de verkoop van een huis van de familie Van der Vooren in Oosterbeek en het afkopen van een lijfrente. Hierbij weigert A.J. Spaan (stiefvader van Ko van der Vooren) in eerste instantie zijn medewerking (de reden is ons onbekend).

In oktober kan dan met de sloop van de restanten van het oude pand en met het graafwerk begonnen worden en op 21 oktober 1948 wordt de eerste steen van de fundamenten gemetseld. De bouwperiode loopt van oktober 1948 tot april 1949. Dan zijn de stukadoors klaar en hebben de granietwerkers de vloeren gelegd.

Eind april staat de toonbank in de winkel, wordt werkplaats schoongemaakt, de ketel in gebruik genomen en wordt alles voorbereid voor de verhuizing en de feestelijke heropening van de slagerij. Op 2 mei is de verhuizing en op Bevrijdingsdag, donderdag 5 mei 1949, is het zover.

Ko van der Vooren noteert in zijn dagboek:

 

We krijgen meer dan zestig bloemstukken en er is geweldig veel belangstelling. We hebben prachtige etalages. Het is een groot succes. Bij de opening spreken ondergetekende, wethouder Johannesma, architect de Jong, slager Burgers en de heer Thieleman. Er waren meer dan 50 personen in de kamer. Eindelijk is onze evacuatie ten einde, precies vier jaar na de bevrijding.

 

En nu met frisse moed voorwaarts.