Maandag 10 juni 1946, Pinksteren

We zijn nu bijna weer een jaar in Renkum. En wat is er al die tijd nu gebeurd: hoofdzakelijk slopen en puinruimen en verder veel noodherstel, wat zeggen wil dat het een beetje dichtgemaakt is. Enkele huizen hebben nieuwe pannen, maar het meeste is gedaan met asfaltpapier. Nu begint men definitief te herstellen, maar er zijn nog maar enkele huizen klaar, want er is geen materiaal.

Nu na een jaar pas worden de eerste vijf noodwinkels geopend. Mijn werkplaats in het oude pand is ook van een nieuw dak voorzien en die gebruik ik al lange tijd. De rest van het pand is helemaal weg. Ik heb weer verschillende machines gekocht of laten reviseren wat meer kostte dan vroeger een nieuwe. Als laatste heb ik nu een flinke koelcel gekocht voor een prijs waarvoor men vroeger een heel huis kocht. Maar het is een onmisbaar ding in de slagerij.

Wanneer we ooit weer eens in een eigen zaak zullen zitten, weet ik niet, maar de vooruitzichten zijn erg donker. Drie jaar duurt het zeker nog. En hoe komen we er dan financieel voor te staan? De hulp die we tot nog toe verkregen, is een bedrag dat nog niet toereikend is om voor allen een bed te kopen met toebehoren.

Voor het bedrijf kreeg ik een voorschot van 3000 gulden. Een koelcel kost bijna twee keer zoveel en dan alle andere machines en winkelinventaris, dat loopt ook in de duizenden. Ongelukkig degene die zelf niets meer heeft, want met rijkshulp heb je geen enkele kans om opnieuw te beginnen. Toch is het een schandaal, ons die buiten hun schuld zo zwaar zijn getroffen, zo aan hun lot over te laten.

Met het bouwen van het huis zijn de vooruitzichten ook weer slecht! Volgens schatting zal de opbouw van mijn pand 50 à 60 duizend gulden bedragen. De regering zal renteloze voorschotten verlenen, maar men moet zelf voor de centen zorgen en dan wordt nog maar voor een deel de rente betaald en blijf je dus altijd schuldenaar. Afijn, daar moeten we nog maar niet te veel zorgen over hebben.

Het duurt nog wel even voordat we beginnen te bouwen!