Maandag, 2 oktober
Wij zijn bij de heer Janssen goed terechtgekomen. De mensen zijn meer dan goed, maar wat een toestand. We zijn hier met 22 personen op een boerendeel, het is koud en tochtig en we hebben zeven kopjes voor alle mensen. De kinderen beseffen niet dat wij hier van de goedheid van anderen moeten leven. Met alles is het zo behelpen. Je kunt haast niet zitten of liggen. Vannacht hebben we allemaal in het stro geslapen en we hadden het erg koud.
Je voelt dat de mensen meer dan goed zijn en hun best doen, maar we voelen ons nu als bedelaars. Ik kan het haast niet verkroppen en de wrok tegen de schuldigen aan deze oorlog is groter dan ooit.
Wij blijven voorlopig bij de familie Janssen en de familie Witteveen gaat een ander onderkomen zoeken. De eerste poging ging al mis, omdat het huis waar zij naar toe zouden gaan, net een uurtje tevoren door een bom in stukken was gegooid. Door een klein toeval ontkwamen hier enkelen zeker aan de dood. Nu blijven zij vannacht ook weer hier.
Als ik wist dat het lang duurde, trok ik direct verder, hetzij naar Montfoort naar Heeroom of naar Jan in Haarlem, maar de gedachte aan een spoedige terugkeer houdt mij hier vast. Ik heb ook nog andere slagers gesproken en die denken er ook zo over. Renkum trekt me geweldig en het huis dat ons zoveel vreugde en geluk heeft gebracht nog veel meer. Via het Rode Kruis werden wij van brood voorzien. Prachtig zoals dit instituut werkt, ik blijf daar levenslang lid van. Hier wordt nog wel vanuit de lucht geschoten en er worden wat bommen gegooid. Maar met Renkum vergeleken, is het hier rustig en kalm.
Vandaag veel bekenden gezien in Ede. Het is in Ede bar druk. Het lijkt wel de Kalverstraat in Amsterdam. Ria en Willemien zorgen voor de boodschappen, vandaag kool en wortelen. Ze doen het graag en gaan dan meteen bij het Rode Kruis een bordje soep eten.
