Vrijdag 20 oktober, ’s morgens zes uur (Zeist)

We zijn gistermorgen om halftien vertrokken, het was slecht weer, maar later werd het droog. Het afscheid bij Janssen viel ons zwaar en we waren erg onder de indruk. Nooit zullen wij de goedheid van die mensen vergeten. Om één uur waren we in Woudenberg en troffen daar in het kasteel mijn collega kerkmeester Peters en zijn vrouw, zij gingen naar Soest.

Honderden keren ben ik dit kasteel per auto gepasseerd, maar nooit konden we dromen dat wij daar met ons hele gezin als vluchtelingen zouden aankomen met een boerenwagen. Met een andere wagen waren wij na een paar uur in Zeist. We zitten in een kerk aan het Slot Zeist.

We kregen gisteravond een portie kool en we konden weer het stro in. Marie en de meisjes gingen met Zuster Han mee en kregen een bed. Zelf ben ik later op een brancard gaan liggen. De hond moest ik bij mij houden en dan likte hij mij telkens. Op zo’n brancard kun je toch niet slapen, maar de nacht is bijna om.

Van der Zwaan ligt vlak bij mij op een bank en daar heb ik telkens mee gepraat. Als we hier maar gauw weg komen, want met al die mensen hier is het hopeloos. Gisteren een poosje bij Melief geweest. Ze waren erg aardig en boden alle mogelijke diensten aan.

Vandaag ben ik er nog op uit geweest om te trachten uit Zeist weg te komen en na veel moeite en van het kastje naar de muur te zijn gestuurd, kreeg ik toezegging dat we zaterdag met een Rode Kruisauto naar Montfoort worden gebracht. Wij waren zo blij hier weg te komen, want het is voor nette mensen hier niet uit te houden. Ik heb me doodgeschaamd om te moeten blijven. Eten was er voor ons niet en we moesten naar een centrale keuken en toen we eindelijk aan de beurt waren, was het op. Toen maar weer terug naar de kerk.

Na een poosje kregen wij door bemiddeling van meneer Kits gelegenheid bij Hotel Figi te eten. ‘s Morgens lukte mij dat in geen enkel hotel. Wij hebben er goed gegeten en ik voelde me weer eens fatsoenlijk burger.

Voor de eerste keer sinds vier weken heb ik ‘s nachts weer in een bed geslapen bij mevrouw Muis, echt hartelijke mensen. ’s Avonds bij een kaarsje en met een kopje thee zitten praten en dan vergeet je de ellende weer eventjes.

Piet, Ria en Alie zijn al vooruit gegaan naar Montfoort. We zaten wel erg in zorg, omdat er in Utrecht mannen gevorderd werden, maar ze zijn over Bunnik en Jutphaas gegaan. In Montfoort werden ze erg hartelijk ontvangen en ze waren erg blij dat het doel bereikt was.

Maar voor ons viel het de volgende dag erg tegen. Nadat wij op het kantoor waren geweest, bleek dat de auto niet ging omdat Rhenen geëvacueerd moest worden en alle wagens daarvoor nodig waren. Alle moeite hebben wij gedaan, maar we konden nog geen handwagen krijgen. Uiteindelijk kregen wij op het politiebureau de toezegging dat wij met een auto mee konden rijden tot Utrecht, verder wilden ze ons onder geen enkele voorwaarde brengen. Na enige uren wachten en telkens vragen, vertrokken wij eindelijk.

In Utrecht hebben wij onze bagage bij de familie Koenders op de Leidseweg gebracht, ze stonden direct voor ons klaar. De heer Koenders paste direct het eten aan en wij kregen een heerlijk middagmaal. Hun eigen kinderen hebben toen een broodmaaltijd genomen. Wij waren erg dankbaar en om drie uur werd de reis te voet voortgezet. Anna Koenders en een paar dochters vergezelde ons tot de Meern, dat scheelde ons heel wat in de eentonigheid.

Maar de laatste loodjes wegen het zwaarst en na drie uur lopen konden Marie en de kinderen haast niet meer. Eindelijk kwam Montfoort in het gezicht en kwamen Ria, Alie en Piet ons tegemoet rijden. Ze hadden de hele dag al gewacht en dachten niet meer dat wij zouden komen.

Heeroom ontving ons zeer hartelijk en had alles al in gereedheid gebracht. En wij dankten God dat we op de plaats van bestemming waren aangekomen. Eerst hebben we uitgerust en goed gegeten en daarna naar bed. Marie had veel last van haar buik door het vele lopen, maar dat zal wel veranderen.